Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zij zullen hun [45]hoofd niet glad [46]afscheren, ook de lokken niet [47]lang laten wassen; [48]behoorlijk zullen zij hun hoofden bescheren. 45. Niet gans kaal scheren noch het haar lang laten wassen, maar matiglijk korten, afsnijden of scheren, vergelijk Lev.21:5; betekenende eerbaarheid, zedigheid en matigheid in den uiterlijken wandel. 46. Te weten met een scheermes, gelijk enigen dit nemen. 47. Hebreeuws, laten uitschieten, uitslaan, voortschieten; dat is, lang laten wassen. 48. Hebreeuws, bescherende zullen zij bescheren. Anders: ganselijk, of in alle manieren afsnijden, en dan in het voorgaande, bescheren. Het Hebreeuwse woord wordt alleenlijk hier gevonden.